Geachte dames en heren, genodigden, (voormalig) collega’s en vrijwillige medewerkers,
Het is een eer en een genoegen om op verzoek van Fred van Lieburg, directeur van het HDC Centre for Religious History aan de VU, iets te vertellen over de afdeling Bijzondere Collecties van de bibliotheek en de archieven die wij in het afgelopen jaar geacquireerd en ontsloten hebben.
Ik heet Dagmare Houniet en werk sinds een jaar bij de afdeling Bijzondere Collecties als medewerkster ontsluiting protestantse archieven en collecties. Ik werk in een team van 9 collega’s en een afdelingshoofd om archieven, erfgoedobjecten, oude drukken (boeken geschreven of gedrukt voor 1800) kunst en kaarten te ontsluiten voor onderwijs en onderzoek. Wij richten ook tentoonstellingen in, deze zijn te zien in de vitrines rondom de uitleenbalie op de eerste etage. Nu is er een tentoonstelling te zien over Jan Lever wiens honderdste geboortedag met deze presentatie herinnerd wordt. Wij werken nauw samen met collega’s in de faculteiten om onderwijs met behulp van onze collecties mogelijk te maken en met de universiteitshistoricus Ab Flipse die ons bijstaat met raad en daad betreffende aanwinsten, vooral wat betreft de VU-geschiedenis. Ik maak veelvuldig gebruik van zijn website dat een schat aan informatie bevat over de VU. Wij hebben ook nauw contact met de collega’s van de afdeling DMA (Documentmanagement en Archief) die de VU-archieven in beheer hebben.
In de afgelopen twee jaar heeft de conservator protestantse archieven meer dan 120 archieven en aanvullingen op bestaande collecties in ontvangst genomen. Dat is veel. Tijdens de lockdowns als gevolg van de coronapandemie gingen mensen zolders en garages opruimen en wisten ons, via onze website en ons netwerk, te vinden. Bij binnenkomst worden de archieven gecontroleerd op aanwezige schimmels of vocht, zo nodig worden er monsters genomen. In zeer zeldzame gevallen moeten de schimmels door een extern bureau verwijderd worden, gelukkig komt dat niet vaak voor.
Als de aanwinsten eenmaal geregistreerd zijn en de schenkings-of bewaargevingsdocumenten getekend, ga ik aan de slag. Gelukkig hoef ik niet in m’n eentje te archiveren, ook al werk ik ook graag solistisch, wij hebben het geluk dat wij een team van 9 vrijwilligers hebben die archieven beschrijven en opschonen. Veelal mensen die al met pensioen zijn en belangstelling en kennis hebben van de hervormde en gereformeerd wereld. Die kennis is van belang om stukken goed te kunnen duiden.
Als ik met een archief begin, is het eerste wat ik doe websites en andere bronnen raadplegen om de context te bepalen. In het geval van een persoon: wanneer werd hij/zij geboren, wanneer overleed deze archiefvormer en hoe zag zijn of haar loopbaan eruit? Trouwde hij en zo ja, kregen zij kinderen? In het geval van een dominee, waar heeft hij gestaan? Met een dergelijke biografische schets beginnen de contouren van een leven zichtbaar te worden. In het geval van een instellingsarchief, zoals het blinden- en slechtzienden instituut Sonneheert, dat ik twee jaar geleden ontsloot, is een geschiedenis van de oprichting, informatie over aldaar werkzame personen, fusies, reorganisaties en eventueel opheffen van belang. Over Sonneheerdt en andere archieven die ik heb mogen ontsluiten schrijf ik stukken die op de website van de HDC Centre for Religious History verschijnen. Vaak licht ik een aansprekend stuk uit het archief toe en plaats ik het in een bredere context.
De archieven die mij het meest aanspraken en waarvan in het afgelopen jaar in elk geval één geraadpleegd is, wil ik hier graag noemen. Een van de vrijwilligers Bert Kraan en ik hebben gewerkt aan verschillende archieven van de familie Grosheide. Dat was een uitdaging aangezien de deelcollecties in porties waren overgedragen en wij het zicht op het geheel dreigde kwijt te raken. Ik kan nu met trots vermelden dat alle grote collecties van deze gereformeerde clan (ik gebruik dit woord omdat het archief 16 dozen met foto’s bevat van de Grosheides en de aanverwante families zoals de families Schut en Jolink), ik kan met trots vermelden dat ze goed toegankelijk gemaakt zijn. Bert Kraan, die vlak na de reorganisatie van de bibliotheek in 2014, bij het toenmalige HDC kwam werken heeft de collecties van Lex Grosheide en Henri Grosheide beschreven. De resterende stukken, en vooral de grote hoeveelheid portretten en familiekiekjes, zijn opgenomen in het familiearchief. Alle drie zijn te raadplegen op de website van de protestantse collecties.
Tijdens dit werk stuitte Bert op een stapel brieven, handgeschreven en alle nog in de oorspronkelijk envelop. De brieven waren gericht aan Alfred Goudsmit, voormalig directeur van de Bijenkorf te Amsterdam. De stapel bevatten ook een serie verlovingsbrieven die hij van zijn verloofde Gertrude Vos ontving. Zij was indertijd woonachtig in Londen, het is ook daar dat zij trouwden. Hoe kwamen deze brieven in het archief van Henri Grosheide terecht? Vermoedelijk zijn de brieven aan Grosheide wegens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in bewaargeving gegeven. Lex en Alfred kenden elkaar via de Bijenkorf (Lex was commissaris) dus dat is wel aannemelijk. Wel blijft het vreemd dat de brieven nooit teruggevraagd zijn, vooral omdat Alfred Goudsmit de oorlog wel degelijk overleefde. Het blijft een raadsel.
Een archief waarmee ik aan de slag ging vlak nadat het was overgedragen, was het archief van de zendelinge Elize Scharten. Professor Cees van der Laan had het archief al uitgebreid beschreven en ook stukken op stuksniveau, alsook de foto’s, beschreven. Ik heb er een iets handzamere lijst van gemaakt en de uitgebreide beschrijvingen in bijlagen ondergebracht. Betekent wel dat alles door je handen moet gaan. Dat was geen straf. Het archief sprak mij om verschillende redenen aan. Ten eerste ging het om een vrouw die in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw naar China afreisde om daar als zendelinge te werken. Dat deden wel meer vrouwen in de afgelopen twee eeuwen, afreizen naar verre landen. Een eenvoudige zoekopdracht via Google levert maar liefst 26 namen op van vrouwelijke ontdekkingsreizigers die alle werelddelen bezochten gedurende de 19e en 20e eeuw, waaronder ook de Frans-Belgische Alexandra David-Neel die in 1924 de verboden stad Lhasa, de hoofdstad van Tibet bezocht, en in 1931 het boek La vie Surhumaine de Guésar de Ling le Héros Thibétain publiceerde over de Tibetaanse koning Gesar. Het indrukwekkende aan de reis van Elize Scharten, en dit wordt heel inzichtelijk als men de archiefstukken en foto’s bekijkt, was het feit dat een reis maanden duurde, visa geregeld moesten worden en dat de route naar de binnenlanden van China ronduit gevaarlijk was met rivieren die overstoken moesten worden met bepakking en paarden. De tweede reden dat dit archief zo aanspreekt is omdat het een ware schat aan beeldmateriaal bevat. De fotoalbums laten de Chinese bevolking en hun omgeving aan de voeten van de Himalaya goed zien. Ten derde was Elize de eerste persoon die het Naxi Scheppingsverhaal naar een Westerse taal vertaalde, en zij was de enige die een Westerse tekst (het Marcus Evangelie) naar het Naxi vertaalde. De Naxi is een volk dat leeft in de provincies Yunnan en Sichuan. Yunnan was de provincie waar Elize werkzaam was en het ligt aan de zuidelijke rand van China. Latere vertalers van de oude Naxi teksten negeerden bewust het pionierswerk dat Elize eerder had verricht, waardoor haar vertaalwerk onbekend bleef. In zijn publicatie ‘The Lady of Lijiang’ beschrijft Duncan Poupard de unieke bijdrage die Elize leverde om de oude Naxi taal te ontsluiten en om de kennis van de Naxi cultuur te bewaren door haar schenkingen van materialen aan musea en archieven.
Op 20 april jongstleden werd een doosje van zo’n 30x20x15 cm overgedragen aan de afdeling Protestantse Archieven. Het bevatte een reeks brieven, geordend op datum, en stukken betreffende de genealogie en levensgeschiedenissen van de familie Noordmans. Anna Noordmans woonde in het Friese Scharnegoutum en haar geliefde, Hantje Klazes van Dijk, ook. Totdat hij zich op 23 september 1884 inschreef als student theologie aan de Vrije Universiteit en in Amsterdam ging wonen in de Van Oldebarneveldstraat nummer 18. Tijdens zijn studie schreven deze geliefden elkaar trouw totdat zij op 18 december 1890 trouwden. Wat laten hun brieven zien? En wat had Abraham Kuyper, behalve dat Hantje bij hem college liep, met deze twee jonge mensen te maken? Ik lees graag een excerpt voor:
Mijne lieve Anna!
Je bent tegenwoordig wel gewoon, tweemaal per week bericht te ontvangen; ditmaal is het bericht echter van bizonderen aard en je zult niet licht gissen, wat ik je nu te vertellen heb. Het heeft geen betrekking op de uitslag van een tentamen, want waarschijnlijk zal ik eerst Zaterdag avond tentamen bij Prof. Kuyper hebben daar de Hooggeleerde niet eerder kon.
Niemand doet het examen voor Maandag; Oepke, Jongbloed, De Vries en Hoek zullen ’t dan doen. Dinsdag en Woensdag is er ook nog gelegenheid; ik ben van plan het Woensdag te doen.
Maar ik zal je wel nieuwsgierig gemaakt hebben, om te weten waarom ik voornamelijk dezen brief schrijf. Lees slechts.
Daar Margo en Hida naar Utrecht gaan, zou ik het wel aardig vinden, dat ook jij eens een uitstapje maakte en dan een beetje verder dan gewoonlijk.
Maar daarom namelijk niet alleen, maar ook om je eigen genoegen, van het mijne en […] mijner zusters, wou ik je vragen of je Donderdag met mij naar Leiden woudt, om de vergadering bij te wonen, die door Dr. Kuyper zal geleid worden. Als je Woensdag om 7 uur met den trein uit Sneek vertrekt naar Stavoren ben je kwartier over twaalf al te Amsterdam. Den volgenden dag kunnen we dan naar Leiden gaan en je kunt dan Zaterdag weer met mij naar Friesland reizen, of als je wat langer verlof kunt krijgen een paar dagen later.
Als ik Woensdagmiddag examen doe zou ik natuurlijk graag zoo spoedig mogelijk naar huis gaan, omdat jij daar zeker met mij naar zult verlangen, maar toch zou ik ook graag naar genoemde vergadering gaan en om nu beide genoegens te vereenigen en omdat je mijn zusters, nu toch ook wel eens moet bezoeken, nu de afstand zoo kort is, hebben we dit bedacht.
In een postscriptum refereert Hantje nogmaals aan de examens die een aantal medestudenten pas na de zomervakantie maken, en ondertekent hij met ‘je innigliefhebbende Hantje’.
In het Nieuwe Amsterdamsche Courant. Algemeen Handelsblad van 25 juni 1886, de dag na de vergadering, werd melding gemaakt van de bijeenkomst in Leiden waar Hantje zo graag naartoe wilde gaan. In deze krant is te lezen dat het ging om de jaarvergadering van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag. De krant deed als volgt verslag:
‘De vergadering werd geleid door dr. A. Kuyper en was zeer druk bezocht. Nadat de notulen waren gelezen, het jaarverslag was vastgesteld, en het rapport der commissie tot onderzoek van de rekening over 1885 was uitgebracht, kwamen de benoemingen aan de orde.’
Na periodieke aftreding, werd G.H.L. baron Van Boetzelaer herkozen als bestuurslid als ook de heer C.M.E. van Löben Sels. De krant rondde af met:
‘In de meeting, waarin gisterenmiddag de heer dr. F.L. Rutgers zou optreden, trad dr. A. Kuyper op, daar de heer Rutgers door ongesteldheid verhinderd was de voorgenomen taak te volbrengen.’
Voor wie meer wil lezen over deze geliefden: dit jaar zag ook de publicatie van Wanneer toch mijn liefste? van Dr. Jan Dirk Wassenaar, met de ondertitel Anna Noordmans & Hantje van Dijk een liefdesgeschiedenis in de schaduw van de Doleantie.
Met het vertellen over deze archieven blik ik terug, dat doen archiefmedewerkers graag! Ik blik ook even vooruit. Recentelijk heeft de conservator archieven een zeer waardevolle serie brieven en foto’s in ontvangst genomen betreffende de families Ruters-Idenburg. De familie heeft de brieven verpakt en aangegeven wie zender en ontvanger waren. Bram Rutgers en Rosine Idenburg, Frederik Rutgers en Cornelie Guye, Alexander Idenburg en Maria Elisabeth Duetz en de kinderen Frits, Lieske, Conny, Lex, Victor en Bram. De brieven bestrijken de periode 1884-1966 en zijn vooral geschreven vanuit en naar Indië en Suriname. Ik hoop in de loop van 2023 deze brieven toegankelijk te maken.
Deze uiteenlopende archieven laten de volle breedte zien van de collecties die wij beheren. Ze geven zicht op de levens van mensen, soms de meest intieme gedachten en gevoelens. Zij laten zien hoe gereisd werd en waarom mensen de keuzes maakten die zij maakten. Archieven hebben soms een wat stoffig imago. Eenmaal afgestoft en goed ontsloten, zijn zij een ware fundgrube voor het begrijpen van diegenen die ons voor gingen. Ik rond mijn voordracht graag af met de wens uit te spreken dat onze collecties veelvuldig geraadpleegd worden en dat zij het leven van jong en oud verrijken zoals zij ook mijn leven verrijken en verrijkt hebben.
Deze voordracht werd gegeven ter gelegenheid van de eindejaarbijeenkomst van het HDC Centre for Religious History die gehouden werd op 16 december 2022. Delen waren al eerder verschenen op deze website onder ‘Blog’.
Hierboven afgebeeld: een nieuwjaarswens van J. Staat verzonden aan zijn neef en nicht op 1 januari 1937. Dit stuk maakt deel uit van het familiearchief Grosheide (archief nummer 916).