De resultaten van het onderzoek naar de dekolonisatie van Indonesië roepen veel reacties op. Extreem geweld blijkt structureel onderdeel te zijn geweest van het Nederlandse optreden. Over de rol van religie in de oorlog blijven echter veel vragen onbeantwoord, zo betoogde ik in een artikel in het Nederlands Dagblad. Het HDC Centre for Religious History herbergt verschillende collecties waarin antwoorden zijn te vinden.
In de gepresenteerde onderzoeksresultaten krijgt de rol van religie, de kerken en de militaire geestelijke verzorging weinig aandacht. De onderzoekers benoemen terecht dat de meeste Nederlandse kerken zwegen over het extreme geweld. Slechts een kleine groep kritische geestelijken brachten berichten over dergelijk geweld naar buiten. Een belangrijke stem in die discussie is zendingspredikant H.A.C. Hildering, wiens archief ondergebracht is bij het HDC. Over hem schreef Marleen van den Berg eerder in de HDC-publicatie Voor de geest en het moreel van de troepen (2018).
Veelstemmigheid
Een belangrijk, maar omstreden, uitgangspunt van het dekolonisatieonderzoek is ‘veelstemmigheid’. Om het verleden goed te begrijpen is het noodzakelijk om open te staan voor alle perspectieven, toen en nu. In het HDC-archief zijn verschillende stemmen te vinden.
Neem bijvoorbeeld de brieven van oorlogsvrijwilliger Adriaan Janse. Hij en zijn maats zagen ernaar uit om te strijden tegen “Soekarno en zijn kliek”. Dat daarbij slachtoffers vielen, leek hem weinig te doen. Trots schreef hij vanuit Surabaya: “Vannacht hebben we nog een tiental lampjes uitgeblazen, het bleken 4 Japanners en 6 Indonesiërs te zijn die niet stoppen wilden, en er vandoor gingen. Ze hadden kaarten bij zich en wapens en denkelijk spionnen van terreur en roofridder Soekarno, die men in Holland moet aanspreken met Excellentie.”
Een ander perspectief vormen Nederlandse legerpredikanten die met de militairen meegingen op missie naar ‘de Oost’. Eén van hen was dominee Willem Dijckmeester. Zijn militaire loopbaan is opmerkelijk. Eind 1945 meldde hij zich aan als oorlogsvrijwilliger en werd in Engeland opgeleid. Toch koos hij ervoor om eerst zijn studie theologie af te ronden, waarna hij in 1947 alsnog naar Indonesië werd uitgezonden. Nu niet als militair, maar als legerpredikant. In zijn preken – die kortgeleden bij het HDC zijn ondergebracht – wees hij militairen op de ‘grillige tegenstellingen’ tussen het Nederlandse oorlogsgeweld en de vrede van het kerstfeest. Ondanks de moeilijke omstandigheden riep hij hen op om te vertrouwen op Gods leiding.
Indonesisch perspectief
In Surabaya zat Piet Mamahit in de gevangenis. Mamahit was afkomstig uit Manado (Noord-Sulawesi) en vocht aan Republikeinse kant tegen de Nederlanders. Via zendingspredikant Hildering kwamen zijn brieven naar Nederland. Als christen zag Mamahit hoe de Nederlandse kerken faalden. “Men spreekt zo gemakkelijk van ‘subversieve elementen’, ‘extremisten’, ‘rampokkers’, ‘moordenaars’. Die woorden steken en pijnigen me. Waar zijn de moordenaars van Zuid-Celebes? Waar zijn de moordenaars van de ‘beruchte trein’? Waar zijn de moordenaars van de platgeschoten desa’s? Waar zijn de moordenaars van het jong Indonesisch bloed, dat strijdt voor de onafhankelijkheid van Land en Volk? Doden spreken niet. Maar deze vragen zullen blijven in de geschiedenis van Indonesië. Deze vragen zullen treffen iedere Hollander!” Mamahit kon niet begrijpen dat de Nederlandse kerk dominees uitzond in de krijgsmacht. Hoe kon een dienaar van de kerk ooit onderdeel worden van het militaire machtsapparaat? (Lees hier de brief van Piet Mamahit (coll.nr. 291, inv. nr. 155, d.d. 21-22 februari 1949.)
Er waren ook Nederlandse militairen die grote gewetensbezwaren hadden tegen het gewelddadige optreden in Indonesië. Eén van hen was Jaap Steigstra. Aan dominee Jan Buskes schreef hij meermaals over de grote moeilijkheden die hij ervaarde in de krijgsmacht. In Nederland had men “geen flauw benul” over wat er in Indonesië gebeurde, vond hij. Al wekenlang was het beginsel van de Nederlandse troepen “dat geen krijgsgevangenen worden gemaakt. ‘Dit volk is te vuil en te gevaarlijk om gevangen te houden’, is de argumentatie. Kapotmaken is ‘de enige oplossing’.”
Extreem geweld
Een belangrijke conclusie van het dekolonisatieonderzoek is dat berichten over extreem geweld op alle niveaus werden verhuld. Toch verschenen er gedurende de oorlogsjaren regelmatig verontrustende berichten in de kerkelijke pers. Kritische predikanten, met name uit de Nederlandse Hervormde Kerk, schreven en spraken over het extreme geweld. Dat deden zij mede op basis van brieven van militairen als Steigstra.
Bekend is de geruchtmakende preek van Jan Buskes in 1948, waarin hij ‘Spoor’s afgebrande dessa’s op Java’ gelijkstelde met ‘Hitlers concentratiekampen’. Ook anderen roerden zich. Over de zuiveringsacties op Zuid-Celebes schreef Krijn Strijd: ‘Wat we op Celebes hebben gedaan staat gelijk met de ergste wandaden, door de nationaalsocialistische Duitsers in oorlogstijd uitgevoerd. (…) Duizenden Indonesiërs zijn daar door ons de dood ingejaagd.’ Regering en legerleiding waren zeer gevoelig voor de kerkelijke kritiek en wezen deze stellig af. Na de radiopreek schreef de minister aan de hervormde synode dat Buskes zijn kansel had misbruikt en waarschuwde tegen herhaling.
Ook binnen de kerken kregen deze predikanten felle tegenstand. Buskes ontving bijvoorbeeld woedende brieven van hervormde kerkleden. In het HDC-archief (coll. nr. 291) zijn deze brieven bewaard. Een briefschrijver adviseerde Buskes zijn predikambt vaarwel te zeggen. ‘De Gave die God U geschonken heeft, misbruikt U. Dit is geen Evangelie-Verkondiging. De geleerdheid brengt U tot razernij.’ (Lees hier de briefkaart van een 'oude geestverwant' van Buskes).
Speuren in archieven
De uitkomsten van het dekolonisatieonderzoek roepen allerlei nieuwe vragen op. Wat was de betekenis van het geloof voor individuele militairen die extreem geweld meemaakten? Hoe te denken over geweld? Kregen ze te maken met gewetensvragen en hoe reageerden militaire geestelijken daarop? Als we werkelijk het verleden willen begrijpen, wordt het hoog tijd om religie serieus te nemen. De voorbeelden die ik hier heb gegeven, tonen aan dat de HDC-collecties ongedachte perspectieven kunnen bieden op de rol van religie in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd.
Koos-jan de Jager werkt aan de Vrije Universiteit Amsterdam aan een proefschrift over de rol van de kerken en militaire geestelijken tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië.