Tot de jaren zestig was geloof nog heel gewoon. De Nederlandse bevolking was door de bank genomen zeer religieus. Vandaag is een groot deel in religieus opzicht analfabeet. De secularisatie heeft zijn tienduizenden verslagen. Wat is dat voor fenomeen, die secularisatie? Hoe kon die zó wortelschieten in ons land? In de podcastserie Beschouwen en verstouwen: gesprekken over secularisatie ga ik samen met journalist Koos van Noppen - met wie ik in 2008/2009 de radioserie Nieuw Protestants Peil maakte - in gesprek met theologen, historici en journalisten over het thema. Zij hebben zich in hun werk met secularisatie beziggehouden, maar die ook zelf - als tijdgenoten - ondergaan. Wat betekent het voor hen? Wat zien zij als de gevolgen? En wat is de toekomst van de religie in Nederland? Een voorbeschouwing.
Onlangs was ik met mijn vrouw op bezoek bij mijn schoonmoeder (92), een kwieke vrouw die het nieuws nog volop volgt. De Gayparade was – na twee jaar uitstel – begin augustus 2022 zojuist weer geweest. Mijn schoonmoeder was geschokt door het zien van zoveel bloot en vroeg zich in ons bijzijn hardop af: ‘waarom heeft de Kerk hier niets van gezegd?’ De Kerk, dat is voor haar de rooms-katholieke kerk, waarin ze groot is geworden en waarvan ze jarenlang actief lid is geweest in de plaatselijke parochie. De laatste jaren van haar leven bezoekt ze de kerk echter niet meer en verbaast zich erover wat ze vroeger allemaal voorgeschreven kreeg en geloofde.
Ziehier de secularisatie vanaf de jaren zestig in Nederland in een notendop. Mijn schoonmoeder, die zelf al jaren niet meer ter kerke gaat en het geloof van haar jeugd is verloren, hecht nog wel veel belang aan het oordeel van de kerk die in haar jonge jaren (denk aan het Bisschoppelijk Mandement uit 1954, waarbij de Nederlandse katholieken opgeroepen werden geen lid te worden van de ‘rode’ VARA en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV)) zo prominent aanwezig was.
Haar opmerking maakte twee dingen duidelijk: hoezeer de kerk bij mensen die groot geworden zijn ten tijde van de verzuiling (tot circa 1960) nog in de botten zit, ook al zijn ze, zoals mijn schoonmoeder, zelf geseculariseerd. En daarnaast: hoe wereldvreemd haar opmerking tegelijkertijd was. De kerk schittert immers door afwezigheid in het publieke domein. Er is in Nederland vrijwel niemand die nog waarde hecht aan de opvatting van een kerkleider. De roemruchte opmerking van Stalin tijdens de Tweede Wereldoorlog (‘hoeveel divisies heeft de Paus?) doet nu veel meer opgeld dan 77 jaar geleden. Toen immers had de Paus immers nog groot moreel gezag onder de katholieke gelovigen, nu zijn die katholieken een snel slinkende minderheid en hechten ze doorgaans ook weinig (meer) aan pauselijke uitspraken.
Als de kerk nog de aandacht trekt, dan is het dikwijls veeleer in negatieve zin. Het zijn dan de kleine, orthodoxe en bevindelijke protestantse kerken die voor ophef zorgen met hun uitspraken over homoseksualiteit of ‘vaccinatiedwang’. Maar hoewel die uitspraken dikwijls tot grote opwinding leiden bij de rest van de bevolking, worden ze ook beschouwd als afkomstig van een achterlijke, niet bij de tijd zijnde minderheid. Van de zijde van de grote kerken (de Protestantse Kerk in Nederland en de Rooms-katholieke Kerk) valt vrijwel nooit een onvertogen woord. Integendeel, na het uitbreken van de Coronacrisis in Nederland (in maart 2020) hingen veel PKN-kerken grote doeken aan hun kerkgebouwen met de tekst: ‘Houd moed, heb lief’. Het zou een leus van het Humanistisch Verbond kunnen zijn.
Dit alles valt onder de noemer secularisatie, zoals gedefinieerd door de godsdienstsocioloog Gerard Dekker (1930-2017), jarenlang hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Dekker gaf een driedelige invulling aan het begrip secularisatie: ten eerste vermindering van godsdienstigheid, daarnaast beperking van de reikwijdte van de godsdienst en ten slotte secularisatie als aanpassing van de godsdienst. Toegesneden op Nederland lijkt de definitie van Dekker inderdaad onontkoombaar: kerkbezoek neemt in de grote Nederlandse kerken (de rooms-katholieke kerken, de Protestantse Kerk in Nederland) nog altijd hard af, de kerk heeft een zeer beperkte maatschappelijke invloed en de godsdienst die in de grote kerken wordt verkondigd kent niet langer de geharnaste antithetische opstelling tegenover de samenleving die de grote kerken vroeger niet vreemd was – zie nog eens de PKN-leuze ‘Houdt moed, heb lief’.
Is secularisatie onontkoombaar? Als je het voorgaande in ogenschouw neemt, ben je geneigd om te denken van wel. Maar allerlei religiehistorici in Nederland (overigens veelal niet toevallig belijdend christen) betwisten secularisatie en betogen dat het begrip stamt uit de negentiende eeuw en vooral door predikanten die (vooral in zich rap industrialiserend Engeland) zich onder het volk begaven gemunt werd. Zij constateerden dat het geloof niet meer in de kerk maar op straat te vinden was en van aard veranderd was, minder gehecht aan de klassieke en overgeleverde belijdenisgeschriften.
Sinds oud-minister en bioloog Ronald Plasterk de term ‘Ietsisme’ muntte, rijst de vraag of religie in Nederland niet breder moet worden opgevat dan de klassiek-christelijke godsdienst. Mogelijk, maar daar kan tegenin worden gebracht dat het ‘ietsisme’ zo diffuus en ongrijpbaar is dat het weinig zeggend is over de ontwikkelingen van de laatste halve eeuw, toen (christelijke) religie nog echt godsdienst was, letterlijk dienst aan God en afgeleid daarvan maar daarmee sterk mee verbonden: dienst aan de kerk die identiteit gaf en die christenen van diverse snit elkaar in een oogwenk deed herkennen als zijde ‘katholiek’ (soms met het scheldwoord ‘rooms’), hervormd (soms met het scheldwoord ‘hooghartig’, zijnde leden van de vroegere ‘volkskerk’) en ‘gereformeerd’ (soms met het scheldwoord ‘scherpslijpers’).
Als kennis van de godsdienst anno 2022 een maatstaf is, dan is secularisatie in de definitie van Dekker nog steeds volop gaande, want mensen van onder de dertig weten niets meer van denominaties en zijn daar ook totaal niet in geïnteresseerd. Ook christenen onder hen niet: zij willen christen zijn en beschouwen al die denominaties als oude plunje en vroegere gevechten en kerkscheuringen met enige gene. Christenen, die uitwegen (willen) zien uit de impasse waar het Nederlandse christendom zich in elk getalsmatig in bevindt, wijzen op de frisse, open en zelfbewuste wijze van geloven van jongeren in de diverse kerken.
Dat neemt niet weg dat de harde cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau uitwijzen dat Nederland geen gelovig land meer is. Atheïsten en agnosten vormen inmiddels een meerderheid onder de bevolking. Religieuze groepen zijn nu minderheden in Nederland. Wat dit betekent, daarover gaat het gesprek dat Koos van Noppen en ik maandelijks hopen te voeren met tijdgenoten die zich in hun werk met de secularisatie beziggehouden, maar die ook zelf - als tijdgenoten - ondergaan.